Elleboog dysplasie (ED)
is een ziekte die voornamelijk voorkomt bij grote en zeer grote hondenrassen. De ziekte is erfelijk. De ziekte komt vooral voor bij Berner Sennenhonden, Bordeaux dog, Duitse Herder, Golden Retriever, Labrador Retriever, in mindere mate bij Newfoundlanders, Sint Bernard, Springer Spaniel, Australische Cattledog, Chow Chow, Shar Pei en enkele terrier rassen. In de meeste gevallen zijn beide ellebogen aangetast in een enkel geval alleen 1 elleboog.
Men spreekt van ED , wanneer een of meer van de volgende aandoeningen in een ellebooggewricht aanwezig is of zijn:
Ieder van de genoemde afwijkingen leidt na enkele maanden tot "artrose". Onder artrose wordt verstaan "veranderingen van een gewricht (botreactie's) die in de loop van het ziekteproces kunnen ontstaan, die blijvend zijn en vooral gekenmerkt worden door startpijn (kreupelheid net na het opstaan), "er doorheen lopen" (dus beter lopen na enige tijd) en een terugval na veel inspanning
Het ontstaan van EDEr zijn verschillende oorzaken aanwijsbaar voor het ontstaan van ED:
Los processus coronoïdeus (LPC)Los processus coronoïdeus (LPC) of 'los kroonuitsteeksel' is de meest voorkomende verschijningsvorm van ED. Het bevindt zich aan de binnenkant (mediaal) van elleboogsgewricht. Is veel gevallen kan men ook een afwijking zien in het gewrichtskraakbeen tegenover het afwijkende kroonuitsteeksel. Dit wordt ook wel 'kissing lesion' genoemd. Men is namelijk van mening dat een 'kissing lesion' (mede) veroorzaakt wordt door aanrakingen met het kroonuitsteeksel. Verder is men van mening dat er sprake is van een slechte doorbloeding van het kraakbeen, waardoor snel trauma optreedt (OCD), kraakbeen verval en of loslating van stukjes kraakbeen.
Los processus coronoïdeus (LPC) (en kissing lesion) is verreweg de meest voorkomende oorzaak van ED (elleboogdysplasie). Elleboogdysplasie is artrose in het ellebooggewricht. De oorzaak van LPC is een ongelijke groei tussen spaakbeen en ellepijp tijdens de groeifase. Spaakbeen en ellepijp vormen beide de (holle) bodem respectievelijk de (holle) achterkant van het ellebooggewricht. In dze holte past normaliter zeer nauwkeurig het (bolle) uiteinde van de bovenpoot. Als het spaakbeen trager groeit dan de ellepijp ontstaat er een `randje' en dat is nou net dat kroonuitsteeksel. In zo'n geval spreken we van een incongruent gewricht.
In beginsel kan men stellen dat LPC ontstaat bij patiënten in het ellebooggewricht tijdens de groei dus eerst een incongruentie in het ellebooggewricht, omdat de 'puzzel'' spaakbeen - ellepijp - bovenarm, zoals ze in het ellebooggewricht bij elkaar komen niet netjes op elkaar aansluiten.
In plaats van dat de `condylen' (ronde uiteinden van de bovenpoot) gladjes draaien in de kom, die gevormd wordt door de uiteinden van spaakbeen en ellepijp, vinden er kleine botsingen plaats, die het ontstane randje (bij LPC het kroon uitsteeksel) doen afbreken. Precies waar het bovenarm deel van het ellebooggewricht botst tegen het kroon uitsteeksel gaat het gewrichtskraakbeen stuk (kissing lesion).
Reeds bij incongruentie in het ellebooggewricht kan men problemen verwachten. Vaak ziet men dan een wisselende kreupelheid aan één of beide voorpoten, die met name bij overbelasting verergert. Dat kan al ontstaan op de leeftijd van 4-6 maanden. Er hoeft dan nog geen sprake te zijn van LPC. Zo'n gewricht veroorzaakt natuurlijk ook blessures van gewrichtsbanden en gewrichtskapsel. Op de röntgenfoto's ziet men vaak geen afwijkingen of bijzonderheden, óf tekenen van incongruentie. Een gewricht kan dus toch incongruent zijn, zonder dat men dat kan vaststellen op een röntgenfoto. Een LPC is in de beginfase niet op een gewone röntgenfoto vast te stellen!
Als het processus coronoïdeus afbreekt en er ook nog een kissing lesion ontstaat wordt de kreupelheid meestal veel erger. De klachten ontstaan dikwijls op de leeftijd van 5 - 9 maanden, soms op oudere leeftijd, bijvoorbeeld 9 - 18 maanden en in een enkel geval pas op 4 - 6 jaar, maar dat zijn echt uitzonderingen.
Naarmate de artrose erger wordt, de botwoekeringen toenemen, is de diagnose op een röntgenfoto steeds eenvoudiger. LPC herkennen we dus op een röntgenfoto niet als zodanig, maar aan de gevolgen, de botwoekeringen ter plaatse. Botwoekeringen ontstaan pas in een later stadium, waardoor we de diagnose vaak pas in een later stadium kunnen stellen. Het is dan ook aan te raden bij twijfel het röntgenonderzoek na 6 - 8 weken te herhalen.
Geleidelijk ziet men het ellebooggewricht dikker worden , mede veroorzaakt door de botwoekeringen. Soms is het gewricht sterk overvuld; er bevindt zich dan een overmaat aan gewrichtsvloeistof in het gewricht. Die overvulling is een teken van chronische irritatie
Het ellebooggewricht is pijnlijk bij strekken en buigen. Vandaar dat een hond met LPC ook met zijn poten gaat maaien, buitenom zwaaien. De patiënt scharniert zijn voorpoten hoofdzakelijk vanuit het schoudergewricht en houdt zijn ellebooggewrichten angstvallig stijf, het liefst tegen de borstkas. In rust ziet men dan ook een typische stand.
Het kan voorkomen dat een hond geen kreupelheid vertoond , terwijl de röntgenfoto een behoorlijk slecht beeld laat zien. Andersom is het ook mogelijk, dat een hond behoorlijk kreupel loopt, terwijl er weinig of geen afwijkingen op de röntgenfoto is te zien.
Hoe word ED bij de hond vastgesteldEen klinisch onderzoek door de dierenarts is de eerste stap in de diagnose. Als er verdenking is van ED, maakt de dierenarts röntgenopnames. Alhoewel enkele vormen van ED zeer duidelijk herkenbaar zijn op röntgenfoto's, maar ziet men kleine subtiele veranderingen. De röntgenfoto (zie hieronder) is kenmerkend voor een jonge hond met een los zittend stukje bot. het fragment is röntgenlogisch niet zichtbaar maar wel lichte vorming van arthrose.
Uit diagnostisch oogpunt is arthroscopie het allerbeste hulpmiddel voor het vastsstellen van ED. Het biedt tevens de gelegenheid om chirurgisch in te grijpen. Maar het is nogal ingrijpend als eerste diagnostiek, omdat het gewricht gepenetreerd wordt en dan ook nog onder narcose. Röntgenopnames mits nauwkeurig in diverse richtingen en standen (!!) genomen hebben daarom toch de voorkeur als eerste diagnostische stap.
Behandeling van ED bij de hondDe behandeling van een afwijkend ellebooggewricht hangt ondermeer af van de aard en de ernst van de afwijking, de ernst van de klachten, de leeftijd van de hond en eventueel aanwezige arthrose.
Vaak is een chirurgische behandeling geïndiceerd.
Daarbij geldt dat, als er geen factoren tegen pleiten, losgeraakte bot- en kraakbeenfragmenten (bij OCD, LPA en LPC) uit het gewricht worden verwijderd terwijl de incongruentie zo mogelijk wordt gecorrigeerd. Artrose zelf is niet chirurgisch te behandelen, wel de oorzaak van artrose.
Er is niet aangetoond dat er middelen zijn waarmee artrose kan worden verholpen. Wel kunnen door het opleggen van gedragsregels en door het gebruik van pijnstillers de klachten worden verminderd.
Dit artikel is een bijdrage van Dierenkliniek Willig - © 2010
is een ziekte die voornamelijk voorkomt bij grote en zeer grote hondenrassen. De ziekte is erfelijk. De ziekte komt vooral voor bij Berner Sennenhonden, Bordeaux dog, Duitse Herder, Golden Retriever, Labrador Retriever, in mindere mate bij Newfoundlanders, Sint Bernard, Springer Spaniel, Australische Cattledog, Chow Chow, Shar Pei en enkele terrier rassen. In de meeste gevallen zijn beide ellebogen aangetast in een enkel geval alleen 1 elleboog.
Men spreekt van ED , wanneer een of meer van de volgende aandoeningen in een ellebooggewricht aanwezig is of zijn:
- OCD (Osteochondritis dissecans, loslaten van een stukje kraakbeen van de schouder)
- LPC (Los processus coronoïdeus, loslaten van een stukje bot van de ellepijp)
- LPA (Los proc.anconeus, loslaten van een stuk bot op een andere plaats van de ellepijp)
- Incongruentie (een niet goed "passend" gewricht door een te lange of te korte ellepijp te opzichte van het spaakbeen).
Ieder van de genoemde afwijkingen leidt na enkele maanden tot "artrose". Onder artrose wordt verstaan "veranderingen van een gewricht (botreactie's) die in de loop van het ziekteproces kunnen ontstaan, die blijvend zijn en vooral gekenmerkt worden door startpijn (kreupelheid net na het opstaan), "er doorheen lopen" (dus beter lopen na enige tijd) en een terugval na veel inspanning
Het ontstaan van EDEr zijn verschillende oorzaken aanwijsbaar voor het ontstaan van ED:
- • Erfelijkheid
- • Voeding
Los processus coronoïdeus (LPC)Los processus coronoïdeus (LPC) of 'los kroonuitsteeksel' is de meest voorkomende verschijningsvorm van ED. Het bevindt zich aan de binnenkant (mediaal) van elleboogsgewricht. Is veel gevallen kan men ook een afwijking zien in het gewrichtskraakbeen tegenover het afwijkende kroonuitsteeksel. Dit wordt ook wel 'kissing lesion' genoemd. Men is namelijk van mening dat een 'kissing lesion' (mede) veroorzaakt wordt door aanrakingen met het kroonuitsteeksel. Verder is men van mening dat er sprake is van een slechte doorbloeding van het kraakbeen, waardoor snel trauma optreedt (OCD), kraakbeen verval en of loslating van stukjes kraakbeen.
Los processus coronoïdeus (LPC) (en kissing lesion) is verreweg de meest voorkomende oorzaak van ED (elleboogdysplasie). Elleboogdysplasie is artrose in het ellebooggewricht. De oorzaak van LPC is een ongelijke groei tussen spaakbeen en ellepijp tijdens de groeifase. Spaakbeen en ellepijp vormen beide de (holle) bodem respectievelijk de (holle) achterkant van het ellebooggewricht. In dze holte past normaliter zeer nauwkeurig het (bolle) uiteinde van de bovenpoot. Als het spaakbeen trager groeit dan de ellepijp ontstaat er een `randje' en dat is nou net dat kroonuitsteeksel. In zo'n geval spreken we van een incongruent gewricht.
In beginsel kan men stellen dat LPC ontstaat bij patiënten in het ellebooggewricht tijdens de groei dus eerst een incongruentie in het ellebooggewricht, omdat de 'puzzel'' spaakbeen - ellepijp - bovenarm, zoals ze in het ellebooggewricht bij elkaar komen niet netjes op elkaar aansluiten.
In plaats van dat de `condylen' (ronde uiteinden van de bovenpoot) gladjes draaien in de kom, die gevormd wordt door de uiteinden van spaakbeen en ellepijp, vinden er kleine botsingen plaats, die het ontstane randje (bij LPC het kroon uitsteeksel) doen afbreken. Precies waar het bovenarm deel van het ellebooggewricht botst tegen het kroon uitsteeksel gaat het gewrichtskraakbeen stuk (kissing lesion).
Reeds bij incongruentie in het ellebooggewricht kan men problemen verwachten. Vaak ziet men dan een wisselende kreupelheid aan één of beide voorpoten, die met name bij overbelasting verergert. Dat kan al ontstaan op de leeftijd van 4-6 maanden. Er hoeft dan nog geen sprake te zijn van LPC. Zo'n gewricht veroorzaakt natuurlijk ook blessures van gewrichtsbanden en gewrichtskapsel. Op de röntgenfoto's ziet men vaak geen afwijkingen of bijzonderheden, óf tekenen van incongruentie. Een gewricht kan dus toch incongruent zijn, zonder dat men dat kan vaststellen op een röntgenfoto. Een LPC is in de beginfase niet op een gewone röntgenfoto vast te stellen!
Als het processus coronoïdeus afbreekt en er ook nog een kissing lesion ontstaat wordt de kreupelheid meestal veel erger. De klachten ontstaan dikwijls op de leeftijd van 5 - 9 maanden, soms op oudere leeftijd, bijvoorbeeld 9 - 18 maanden en in een enkel geval pas op 4 - 6 jaar, maar dat zijn echt uitzonderingen.
Naarmate de artrose erger wordt, de botwoekeringen toenemen, is de diagnose op een röntgenfoto steeds eenvoudiger. LPC herkennen we dus op een röntgenfoto niet als zodanig, maar aan de gevolgen, de botwoekeringen ter plaatse. Botwoekeringen ontstaan pas in een later stadium, waardoor we de diagnose vaak pas in een later stadium kunnen stellen. Het is dan ook aan te raden bij twijfel het röntgenonderzoek na 6 - 8 weken te herhalen.
Geleidelijk ziet men het ellebooggewricht dikker worden , mede veroorzaakt door de botwoekeringen. Soms is het gewricht sterk overvuld; er bevindt zich dan een overmaat aan gewrichtsvloeistof in het gewricht. Die overvulling is een teken van chronische irritatie
Het ellebooggewricht is pijnlijk bij strekken en buigen. Vandaar dat een hond met LPC ook met zijn poten gaat maaien, buitenom zwaaien. De patiënt scharniert zijn voorpoten hoofdzakelijk vanuit het schoudergewricht en houdt zijn ellebooggewrichten angstvallig stijf, het liefst tegen de borstkas. In rust ziet men dan ook een typische stand.
Het kan voorkomen dat een hond geen kreupelheid vertoond , terwijl de röntgenfoto een behoorlijk slecht beeld laat zien. Andersom is het ook mogelijk, dat een hond behoorlijk kreupel loopt, terwijl er weinig of geen afwijkingen op de röntgenfoto is te zien.
Hoe word ED bij de hond vastgesteldEen klinisch onderzoek door de dierenarts is de eerste stap in de diagnose. Als er verdenking is van ED, maakt de dierenarts röntgenopnames. Alhoewel enkele vormen van ED zeer duidelijk herkenbaar zijn op röntgenfoto's, maar ziet men kleine subtiele veranderingen. De röntgenfoto (zie hieronder) is kenmerkend voor een jonge hond met een los zittend stukje bot. het fragment is röntgenlogisch niet zichtbaar maar wel lichte vorming van arthrose.
Uit diagnostisch oogpunt is arthroscopie het allerbeste hulpmiddel voor het vastsstellen van ED. Het biedt tevens de gelegenheid om chirurgisch in te grijpen. Maar het is nogal ingrijpend als eerste diagnostiek, omdat het gewricht gepenetreerd wordt en dan ook nog onder narcose. Röntgenopnames mits nauwkeurig in diverse richtingen en standen (!!) genomen hebben daarom toch de voorkeur als eerste diagnostische stap.
Behandeling van ED bij de hondDe behandeling van een afwijkend ellebooggewricht hangt ondermeer af van de aard en de ernst van de afwijking, de ernst van de klachten, de leeftijd van de hond en eventueel aanwezige arthrose.
Vaak is een chirurgische behandeling geïndiceerd.
Daarbij geldt dat, als er geen factoren tegen pleiten, losgeraakte bot- en kraakbeenfragmenten (bij OCD, LPA en LPC) uit het gewricht worden verwijderd terwijl de incongruentie zo mogelijk wordt gecorrigeerd. Artrose zelf is niet chirurgisch te behandelen, wel de oorzaak van artrose.
Er is niet aangetoond dat er middelen zijn waarmee artrose kan worden verholpen. Wel kunnen door het opleggen van gedragsregels en door het gebruik van pijnstillers de klachten worden verminderd.
Dit artikel is een bijdrage van Dierenkliniek Willig - © 2010